1 | Jona 1) bad tot JHWH, zijn god, uit het ingewand van de vis en zei: 2)
|
2 | Ik riep uit benauwdheid voor mij
tot JHWH en hij antwoordde mij. Uit de schoot van de dood smeekte ik. Gij hebt mijn stem gehoord. |
3 | Gij slingerde mij in de kolk
in het hart van de ziedende zee 3) een stroom had mij omgeven. Al uw baren en uw golven over mij gingen ze heen. |
4 | Ik echter zei: Al ben ik verdreven
weg uit de plek voor uw ogen toch blijft mijn blik gericht op uw heilige tempel. |
5 | Mij omvingen wateren, verstikkend
de oervloed had mij omgeven. Wier was gewonden om mijn hoofd [het riet van de zee.] 4) |
6 | Naar de tenen der bergen was ik afgedaald.
De aarde, haar grendels dicht over mij voorgoed. Gij haalde mijn leven omhoog uit de groeve, JHWH, mijn God. |
7 | Toen in mij mijn ziel bezweek
was ik u, JHWH, gedachtig toen kwam tot u mijn gebed naar uw heilige tempel, |
8 | Wie zich houden aan ijle idolen
laten varen de trouw voor zichzelf |
9 | maar ik, met luide dank
zal ik slachtoffers brengen aan u. Geloften, door mij gedaan, los ik in. De bevrijding is van de JHWH. |
10 | JHWH sprak tot de vis en die spuwde Jona uit op het droge. |
1 | vertaling van Karel Deurloo |
2 | NBV/WV/NB volgen de nummering van de BHS, Jona 2, 2-11 |
3 | Zeeën, meervoud: intensivum. |
4 | Wier=soef [Yam Soef = Riet- of Schelfzee]. De drie woorden in het midden van deze psalm - samengesteld uit psalmcitaten - van 3 maal 3 maal 3 = 99 woorden zijn een toespeling op de Rietzee ( Ex. 14 ). Daarom zijn deze woorden tussen […] toegevoegd. |